Koning in ballingschap?

 KONING IN BALLINGSCHAP?

 Inleiding

 De bijbel is Gods woord.

Daarin wordt niets verbloemd.

Ook niets over de mens. De bijbel tekent ons de mens zoals hij is.

De mens, aldus de bijbel, is geschapen naar Gods beeld, als zijn gelijkenis (Genesis 1:27). God heeft in hem de levensadem geblazen (Genesis 2:7) nadat Hij hem uit stof van de aardbodem had geformeerd.

Hij plaatste de mens hierdoor in een soort spanningsveld.

Een spanningsveld tussen het goddelijke en het aardse, de geest en het vlees.

De vraag was in welke richting de mens zich zou ontwikkelen.

Met zijn geest was hij op God afgestemd, die Geest is.

Of zoals veel later de apostel Paulus het zou zeggen: “Naar de inwendige mens (geest) verlustig ik mij in de wet Gods”(Romeinen 7:22).

Zou hij, de mens, de stem van de geest volgen en zich richten op Gods Woord?

Of zou hij de stem van het vlees volgen en zich richten op wat zijn zintuigen hem zeggen?  Adam (Hebreeuws ”ha-Adam = de mens)stond voor een keus.  God had gezegd: ”Van alle bomen in de hof moogt gij vrij eten, maar van de boom der kennis van goed en kwaad, daarvan zult gij niet eten”(Genesis 2: vers 16-17).

Zou hij zich met zijn geest richten op dit woord van God en zijn gedrag hierop afstemmen?

Of zou hij zich laten leiden door zijn zintuigen?

De bijbel beschrijft ons onverbloemd tot welke keuze de mens kwam.

“En de vrouw zag, dat de boom goed was om van te eten, en dat hij een lust was voor de ogen ja, dat de boom begeerlijk was om daardoor verstan­dig te worden, en zij nam van zijn vrucht en at, en zij gaf ook haar man, die bij haar was, en hij at” (Genesis  3: 6).

Drama had zich voltrokken. De mens, die een geestelijke en een zintuiglijke “antenne”, had, koos  voor de zekerheid die hij meen­de te vinden in de zintuiglijk waarneembare wereld. En hij laat zich in zijn denken en handelen leiden door zijn zintuigen. Koning in ballingschap.

Hij die door God was geroepen om te heersen over Zijn schepping verloor de mogelijkheid om aan deze roeping op de juiste wijze gestalte te geven.  De opdracht “Weest vruchtbaar en wordt talrijk; vervult de aarde en onderwerpt haar, heerst over de vissen der zee en over het gevogelte des hemels en over al het gedierte, dat op de aarde kruipt” (Genesis 1:28) klinkt nog na in zijn hart.  En nog probeert hij uiting te geven aan deze op­dracht.

Met gebruikmaking van zijn zintuigen en met de kennis die hij door de zintuigen heeft vergaard. Maar zonder het “leven uit de geest” is het onmogelijk aan de goddelijke opdracht gevolg te geven.

Het resultaat zien we om ons heen: milieuverontreiniging, energie-misbruik, oorlogsgeweld, dictatuur, manipulatie van mensen, enz. Door de zondeval zijn de relaties tussen de mens en zijn omgeving verwrongen.

Omdat niet de geest zijn denken en handelen bepaalt, maar de zintuigen zijn leven bepalen.  De relatie tot zijn Schepper is geworden tot een kreet: ”God is dood”.

Omdat God niet zintuiglijk waarneembaar is.

De relatie tot zijn medemens, is van een ”ik-gij” tot een ”ik-het” relatie geworden.

De mens wordt als een object gezien.

En een object leent zich bij uitstek om te be­zitten, om macht over uit te oefenen, om weg te werpen of tegenaan te trappen.

“Ben ik mijns broeders hoeder?”(Genesis 4:9) is dan ook een vraag die wijst op deze verwrongen re­latie. De relatie tot de natuur, die hij op een godde­lijke, geestelijke manier had moeten beheren is geworden tot een misbruiken, een uitbuiten daar­van.

De harmonie, het evenwicht in de natuur wordt verbroken.

De natuur is geworden tot een vijand die moet worden bedwongen.

“De aardbodem is om uwentwil vervloekt al zwoegende zult gij daarvan eten zolang gij leeft, en doornen en dis­telen zal hij u voortbrengen” (Genesis 3:17).

Maar de mens, die slechts zijn zintuigen en zijn zintuigelijke kennis gebruikt, kan de natuur niet bedwingen.

Natuurrampen, die duizenden mensenlevens kosten behoren nog steeds niet tot het verleden. Maar Christus is gekomen. Gekomen om de mens met God te verzoenen, gekomen om de verwrongen relaties te herstellen, gekomen om de mens de mogelijkheid weer te geven om te “wandelen in de geest”. Zijn Geest getuigt met onze geest, dat wij Gods kinderen zijn (Romeinen 8:16).

Hij stelt de mens in staat om vanuit deze nieuwe positie, als kinderen Gods, onze geestelijke “antenne” weer te gebruiken. Het sleutelwoord hiertoe is “geloof”.

De Hebreeën brief omschrijft “geloof” als volgt: “Het geloof nu is de zekerheid der dingen, die men hoopt, en het bewijs der dingen, die men niet ziet” (Hebreeën 11:1).

Door en in Christus is een nieuw begin mógelijk. “Zo is dan wie in Christus is een nieuwe schepping: het oude is voorbijgegaan, zie, het nieuwe is gekomen” (2 Korinthiërs 5:17).

Maar als nieuwe schepselen staan we opnieuw voor een keus. Net als Adam in de hof van Eden. Een keuze tussen een richten van onszelf op de geest of een leven vanuit de werkelijkheid die we met onze zintuigen waarnemen.

De apostel Paulus roept de gelovige telkens weer op te wandelen in de geest. Zijn woorden “Want wij wandelen in geloof, niet in aanschouwen”

(2 Korinthiërs 5:7) zijn, helaas, nog te weinig doorgedrongen in de harten van de gelovigen.

Nog te veel gaat de gelovige af op de “werkelijk­heid”(?) die zijn zintuigen registreren en nog te weinig laat hij zich leiden door de inwen­dige mens (de geest), die zich in Gods woord verlustigt. Zo wil de gelovige de aanwezigheid van Gods geest ervaren, voelen, zien. Terwijl de bijbel zegt, dat we de Geest ontvangen door het geloof (Galaten 3:2).

De gelovige wil zien en voelen dat hij van een ziekte is genezen. Terwijl de bijbel zegt, dat “door zijn (Christus) striemen onze genezing is geworden” (Jesaja 53:5).

De gelovige wil van tevoren weten, wat hij profeteren moet, terwijl de bijbel zegt: “Profetie, naar gelang van ons geloof”(Romeinen 12:7).

De gelovige maakt zich bezorgd over wat hij in een bepaalde situatie zal moeten zeggen, terwijl de bijbel zegt “Weest dan niet van tevoren be­zorgd wat gij zeggen moet, maar zegt wat u in die ure gegeven wordt; want gij zijt het niet, die spreekt, maar de Heilige Geest”(Marcus 13:11).

Kortom, de gelovige laat zich nog steeds leiden door zijn zintuigen, de beperkte, onvolmaakte instrumenten, die niet in staat zijn de geestelijke werkelijkheid te peilen.

De eerste mens was geroepen om te heersen.

Door alleen af te gaan op zijn zintuigen kon hij aan deze roeping geen gestalte meer geven.  Daarom roept de bijbel de gelovige op zijn hart te doen verlichten.

“verlichte ogen uws harten, zodat gij weet, welke hoop zijn roeping wekt, hoe rijk de heerlijkheid is zijner erfenis bij de heiligen” (Efeziërs 1:18).

Waarbij de bijbel verder gaat met “en hoe overweldigend groot zijn kracht is aan ons, die geloven, naar de werking van de sterkte zijner macht” (vers 19).

Wij zijn Koningskinderen, vol van kracht!

Geen koningen in ballingschap.

Want de Heer heeft ons bevrijd!

Ook van de beperking die wij in de oude schepping hadden.

Alles is nu mogelijk geworden!

“Alle dingen zijn mogelijk voor wie gelooft” (Marcus 9:23).

Een liefdesrelatie

De bijbel laat ons duidelijk zien, dat God

De mens liefheeft.

De mens, die door God naar zijn beeld, als zijn gelijkenis is geschapen.

Ook de verzoening met Hem, die God de mens in Jezus Christus aanbiedt, heeft alles te maken met zijn liefde. “Alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebben” (Johannes 3:16).

“…dat Hij ons heeft liefgehad en zijn zoon gezonden heeft als een verzoening voor onze zonden” (1 Johannes 4:10).

Het offer van Golgotha is een daad van Gods liefde voor de zondige mens!

Daarom is ‘reageren op het offer van Jezus Christus ’ een reageren op Gods liefde!  Daarom zal ook de bekering van een mens tot God een reactie moeten zijn op zijn liefde. De vraag naar onze liefde voor Hem is dan ook de vraag die de Heer aan ons stelt: ”Simon, zoon van Johannes, hebt gij Mij waarlijk lief?” (Johannes 21:15).

Er zijn verschillende motieven om ‘tot God te gaan’. De meeste motieven zijn egoïstische motieven. We zullen twee motieven, die bij mensen kunnen meespelen, nader bekijken.

Angst voor straf

Mensen kunnen tot God komen, zich tot Hem keren, uit angst. Angst voor het komend oordeel, angst voor de grote verdrukking, enz.

Maar bekering uit angst is maar zelden blijvend. Wanneer de angst niet meer wordt gevoeld, is eigenlijk ook het motief tot de bekering verdwenen.

ele van deze gevallen zien we dan ook, dat met het verdwijnen van de angst ook het gehoorzamen aan God achterwege blijft.

Johannes de Doper is scherp in het analyseren van deze ‘angstbekeringen’.

“Hij sprak dan tot de scharen, die uitliepen om zich door hem te laten dopen (wij zouden blij zijn geweest!): Adderengebroed, wie heeft u een wenk gegeven om de komende toorn te ontgaan? Brengt dan vruchten voort, die aan de bekering beantwoor­den” (Lucas 3:7-8).

In tijden van oorlog, wanneer er natuurrampen plaatsvinden of als één of ander onheilsprofeet de ondergang van de wereld aankondigt, lopen de kerken vol! Maar als alles weer zijn normale gang heeft, stromen de kerken weer leeg.  In de kern van de zaak is bekering uit angst een daad van zelfbehoud!

Bekering om iets te ontvangen

Wanneer een vrouw een man zou trouwen om zijn geld of om zijn huis, vinden wij dat een afkeurenswaardige zaak.

Maar hoeveel mensen keren zich niet tot de Gever om de gaven?!

Zij bekeren zich om ook te worden opgenomen in de gemeenschap met andere gelovigen of om ook de Geestesgaven te kunnen gebruiken.

Hier wordt God tot een middel om iets anders te verkrijgen: liefde, aandacht, eer, enz.

Maar dan is er in wezen geen onderscheid meer tussen het ene middel (God) of het andere (bijv.: geld) om datgene wat je wilt te verkrijgen. Dit zien we in het geval van Simon de tovenaar. We lezen hierover in Handelingen 8:9-25.

Deze man kwam tot geloof en liet zich dopen (vers 13). Maar al spoedig bleek wat zijn motieven wa­ren. Eerst laat de bijbel ons zien, dat hij verbijsterd was door de tekenen en krachten, die de Heer door Filippus deed (vers 13). Toen hij zag, hoe door de handoplegging der apostelen mensen de heilige

Geest ontvingen, bood hij hen geld aan.”Geef ook mij deze macht, opdat, als ik iemand de handen opleg, hij de heilige Geest ontvange”. Hier blijkt vanuit welke motieven hij Filippus, de knecht Gods, is gevolgd.

God dienen en volgen om iets te ontvangen is in wezen een daad van zelfzucht!

Petrus waarschuwde Simon dan ook: “Uw hart is niet recht voor God. Bekeer u (hij was al gedoopt!) van deze uw boosheid en bid de Here, of deze toe­leg van uw hart u moge vergevèn worden; want ik zie, dat gij gekomen zijt tot een gal van bitter­heid en een warnet van ongerechtigheid” (verzen 21-23).

Wanneer een mens ontdekt hoe hij schuldig staat tegenover GOD.“Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en voor u, ik ben niet meer waard uw zoon te heten”, Lucas 15:21), waar een mens alleen maar kan pleiten op Gods genade (“God, wees mij, zondaar, genadig!”, Lucas 18:13), daar komt een mens tot God omdat hij Gods onbegrijpe­lijke liefde heeft ontdekt!

Daar aanvaardt hij het offer van Golgotha als een onverdiende (!) daad van Gods liefde, van zijn vergeving!

Daar kan een mens deze God alleen maar liefhebben, omdat God hem eerst heeft liefgehad!  En déze liefdesrelatie kan vele stormen doorstaan. Zoals een huwelijk tussen een man en een vrouw vele stormen kan weerstaan als het is gebaseerd op onzelfzuchtige liefde.

De liefdesrelatie tussen de mens en God, die hem het eerst heeft liefgehad, is goede grond voor een gehoorzaam dienen. Deze liefdesrelatie leidt tot diepe gemeenschap met Hem.

Deze liefdesrelatie draagt vrucht! “Simon, zoon van Johannes, hebt gij Mij waarlijk lief?”

——–oOo——–

 

Ik ben God en geen mens heilig in  uw midden

Hosea 11:9

In Exodus 12:1 e.v. wordt ons gegeven van de instelling van de uittocht van het volk Israël uit het land Egypte. Zo moest onder andere een lam worden geslacht. Het bloed moest worden gestreken aan de beide deurposten en aan de bovendorpel (vers 7).

Niet op de drempel, waar het met de voeten kon worden getreden! Een beschrijving het Pascha voor Dit bloed is een heen wijzing naar het kostbare bloed van Jezus Christus, het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt.

Het verzoeningswerk van Jezus heeft Hem zijn bloed, zijn leven gekost!

En daarom waarschuwt de bijbel ons ervoor het offer niet te kleineren, het bloed van Jezus niet te verachten.

Dit kan gebeuren wanneer wij opzettelijk zondigen, nadat wij kennis hebben genomen van de waarheid.

“Want indien wij opzettelijk zondigen, nadat wij tot erkentenis der waarheid gekomen zijn.­ blijft er geen offer voor de zonden meer over, maar een vreselijk uitzicht op het oordeel… (Hebreeën 10:26).

De bijbel noemt dit een “met de voeten treden van de Zoon van God, het bloed des verbonds” (Hebreeën 10:29). ,

God heeft in Christus zijn hand uitgestoken naar de zondige mens.

Maar Hij wil wel, dat wij het offer van zijn Zoon serieus nemen.

Het verzoeningswerk heeft Jezus zijn leven gekost!

Een zondaar, die zich bekeert mag Gods genade ervaren.

Maar hij, die zich bekeerd heeft, zal de zonde moeten nalaten!

Gods genade is geen goedkope genade.

God is liefde (1Johannes 4:8,16).

Dat is een verheugende waarheid.

Hij heeft zijn liefde bewezen door het offer van zijn Zoon.

Maar God is heilig en Hij wil, dat wij heilig zullen zijn!

“Heilig zult gij zijn, want Ik, de Heer, uw God, ben heilig” (Leviticus 19:2).

En daarom zullen wij, nadat wij de waarheid hebben gehoord, de zonde moeten nalaten.

God is liefde.

God is heilig.

“God is liefde” staat op de poort die wij binnengaan, wanneer we uit het duister van een leven zonder God ons tot Hem keren.

“God is liefde” staat aan de ingang waar Jezus staat en zegt: ”Komt tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven”(Mattheüs 11:28). “God is heilig” staat op de borden langs de weg, die wij daarná met Hem gaan.

“Voorts dan, broeders, vragen wij en vermanen wij u in de Here Jezus, dat gij, zoals gij van ons vernomen hebt, hoe gij moet wandelen en Gode be­hagen, zoals gij ook inderdaad wandelt, dat nog meer doet. Want gij weet, welke voorschriften wij u gegeven hebben door de Here Jezus. Want dit wil God: uw heiliging” (1 Thessalonicenzen 4:1-3).

En daarom zal onze keuze om Jezus te volgen een bewuste keuze moeten zijn, zal het volgen van Hem een vrijwillig volgen moeten zijn.

Wie de weg met Hem wil gaan zal zich terdege bewust moeten zijn, dat die weg de weg is van de graankorrel, die sterven moet aleer hij vrucht kan dragen.

En daarom waarschuwt Jezus ons:

“Want wie van u, die een toren wil bouwen, zet zich niet eerst neder om de kosten te berekenen, of hij het werk zal kunnen volbrengen? Anders zouden, als hij de fundering gemaakt had, en het werk niet kon voltooien, allen, die het zagen, beginnen hem te bespotten, zeggende: Die man begon te bouwen, maar hij kon het niet voltooien.. Zo zal dus niemand van u, die niet afstand doet van al wat hij heeft, mijn discipel kunnen zijn”(Lucas 14:28-30, 33).

Op de weg met Jezus zullen wij moeten leren te gehoorzamen.

Gehoorzamen aan Gods woord.

Ook Jezus heeft gehoorzaamd.

Tot aan het kruis!

En zó heeft Hij het heil bewerkt voor hen, die gehoorzamen.

“… en zo heeft Hij, hoewel Hij de Zoon was, de gehoorzaamheid geleerd uit hetgeen Hij heeft geleden, en toen Hij het einde had be­reikt, is Hij voor allen, die Hem gehoorzamen. Een oorzaak van eeuwig heil geworden” (Hebreeën 5:8-9).

God is liefde betekent, dat God roept.

Dat God van ons houdt, dat Hij ons vergeven wil, dat Hij ons helpen en troosten wil.

Dat Hij, de Heelmeester, ons helen wil.

God is heilig betekent, dat Hij de Reine, geen onreinheid kan verdragen, dat Hij, het Eeuwige Licht, geen duisternis in ons kan tolereren, kortom, dat Hij geen zonde kan verdragen.  En daarom eist Hij gehoorzaamheid van hen, die Hem willen dienen.

Want “weerspannigheid is zonde der toverij en ongezeggelijkheid afgoderij” (1 Samuel 15:23). Als we Gods liefde serieus nemen, zullen wij het dan met zijn heiligheid niet doen?

“Want Ik ben God en geen mens, heilig in uw midden”.

 

Een kring van stenen

 

“En het geschiedde in die dagen, dat Hij naar het gebergte ging om te bidden en Hij bracht de nacht door in het gebed tot God. En toen het dag geworden was, riep Hij zijn discipelen tot Zich en koos er twaalf uit, die Hij ook apostelen noemde” (Lucas 6:12-13).

Na een nacht van gebed koos Jezus uit de groep leerlingen een twaalftal mannen uit. Deze twaalf discipelen noemde Hij apostelen (van het griekse ‘apostolos’ = uitgezondene). Het aantal is niet willekeurig gekozen. Immers alles wat Jezus zei en deed was ingebed in de heilige schriften, die een openbaring waren van Gods wil. En Jezus was gekomen, niet om zijn eigen wil te doen, maar die van Hem door wie Hij was gezonden (Johannes 5:30).

In het boek Jozua lezen we hoe Jozua (Grieks: Jezus) de opdracht krijgt het land van belofte in te nemen. Hierbij zegt God tot hem:

“Neemt u uit het volk twaalf mannen, uit elke stam één man, en beveelt hun: Neemt twaalf stenen op, hier midden uit de Jordaan, van de plaats waar de voeten der priesters onbeweeglijk staan, brengt ze met u naar de overzijde en legt ze in het kwartier, waar gij deze nacht zult doorbrengen” (Jozua 4:2-3).

De betekenis van dit teken vinden we in vers 7. Zij, de stenen, vormen een teken van Gods bemoeienis met zijn volk en van zijn glorie en macht. Opdat Israël dat nooit zou vergeten!  Dit gedenkteken werd (zie vers 20) opgericht te Gilgal (= kring van stenen).  Zo koos Jezus aan het begin van zijn bediening uit de groep van leerlingen twaalf mannen uit, die Hij ‘uit­gezondenen’ noemde. Zij waren het immers die straks als levende stenen gebruikt zullen wor­den om de boodschap van het Koninkrijk Gods in woord en daad uit te dragen. Zij vormen het model van het volk Israël, het volk, waarvan God heeft gezegd:

“Het volk, dat Ik geformeerd heb, zal mijn 1of verkondigen” (Jesaja 43:21).

Maar altijd is er weer die ene, de tegenstan­der Gods, de satan, die deze kring, deze ‘Gilgal’ zal proberen te doorbreken.

Judas, één van de twaalven, heeft Jezus ver­raden nadat van hem wordt vermeld, dat de sa­tan in hem voer (Lucas 22:3).

Daarmee was de éénheid in de kring gebroken.  Bij de gevangenneming van Jezus vluchten al de discipelen (Mattheüs 26:56) en Petrus ver­loochent zijn meester tot drie keer toe (Mattheüs  26:69-75).

Het heeft er alle schijn van dat alles verlo­ren is.  Maar ook hier blijkt God de Schepper en Herschepper te zijn!  Daar waar alles schijnt te zijn afgelopen, maakt Hij alle dingen nieuw Jezus Christus, het Middelpunt van de “Gilgal Gods” overwint de dood en wordt de hoeksteen en topsteen van de nieuwe gemeenschap en daar­mee van het Koninkrijk Gods.

De kring van apostelen wordt met de aanwijzing van Matthias. (Handelingen 1:23-26) weer gesloten en de boodschap van Gods Koninkrijk kan worden ver­kondigd.

Zo zal de gemeente van Jezus Christus in deze wereld moeten leven en werken, als een Gilgal, een kring van levende stenen (1 Petrus 2:4-10). Maar zij zal ook waakzaam moeten zijn. Want de satan gaat rond als een brullende leeuw (1 Petrus 5:8). Hij zal alles in het werk stellen om in de gemeenschap der heiligende Gilgal Gods, bressen te slaan.

Daarom waarschuwt Petrus in dezelfde brief:

“Ten slotte, weest allen eensgezind, medelijdend, hebt de broeders lief, weest barmhartig en ootmoedig, en vergeldt geen kwaad met kwaad of laster met laster, maar zegent integendeel, wijl gij hiertoe geroepen zijt, dat gij zegen zoudt bederven. Want: wie het leven wil liefhebben en goede dagen zien, weerhoude zijn tong van het kwade, en zijn lippen van bedrog te spreken; hij wijke af van het kwade en doe het goede, hij zoeke de vrede en jage die na, want de ogen des Heren zijn op de rechtvaardigen, en zijn oren tot hun smeking, maar het aangezicht des Heren is tegen hen, die het kwade doen” (1 Petrus 3:8-12).

Laat de gemeente van de Heer, de Gilgal Gods, een gesloten eenheid zijn en blijven. Laten wij allen hiervoor blijven bidden en waken. Opdat de boodschap van het Koninkrijk Gods kan worden verkondigd in woord en daad vanuit een ononderbroken kring, de gemeenschap der heiligen.

“Ik in hen en Gij in Mij, dat zij volmaakt zijn tot één, opdat de wereld erkenne, dat Gij Mij gezonden hebt….. (Johannes 17:23).

——-oOo——–

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *