Wanneer zullen de verstrooide Tien Stammen van Israël terugkeren?

Wanneer zullen de verstrooide Tien Stammen van Israël terugkeren?

Door kolonel G.J.van Loon

Inleiding

In de Heilige Schrift heeft God ons geopenbaard Zijn wonderlijk Raadsplan tot verlossing van de gevallen mensheid. Zijn beeld en gelijkenis op aarde. Wanneer de Here Adam en Eva na hun zondeval weer in genade heeft aangenomen dan geldt Gods genade niet alleen voor Adam en Eva, maar ook voor heel hun nageslacht.

Maar Kaïn trekt de scheur in ’t menselijk geslacht. Hij onttrekt zich met zijn nageslacht aan Gods genade, zodat er tweeërlei mensheid ontstaat: het gelovige geslacht van Set en Henoch en daartegenover de ongelovige wereld van Kaïn en Lamech.

Tenslotte komt ’t zover dat de wereld heel het kerngeslacht van God weet af te trekken, op ’t gezin van Noach na. Met Noach maakt God een nieuw begin na de zondvloed. Het verbond met Noach geldt weer voor de hele mensheid.

Maar weer keert Gods volk God de rug toe. Het nageslacht van Noach wordt tot een ongelovige en goddelozen wereld, zie in de toren bouw van Babel God openlijk gaat trotseren.

Maar God verijdeld hun trotse waan en slaat de mensen door de spraakverwarring uit elkaar in een grote menigte onderling vijandige volkeren. Voortaan is de mensheid niet meer een eenheid, niet meer één volk, maar er is een vermenigvuldiging van wijd verspreide volkeren en volkjes, die zouden elkaar over en weer bestrijden. In die mengeling van vijandige volkeren van de wereld zijn nog maar enkele afzonderlijke vromen overgebleven: de Bijbel noemt Melchisedek en Job.

In die tijd heeft God Abraham afgezonderd Abraham wordt zo apart gezet in een vreemdland, omdat God uit Abraham zich een bijzonder eigendomsvolk wil vormen. Alle andere volken laat God voorlopig in het duister, maar Hij reserveert de openbaring van Zijn heil voor Abrahams volk in de lijn Abraham – Izaäk -Jakob.

Niet dat God de andere volken definitief heeft losgelaten, nee de afzondering van Abrahams volk geschiedt met het oog op het behoud van alle volken der aarde. In Abraham zullen alle geslachten der aarde gezegend worden. Uit Abrahams nageslacht zal de Zaligmaker der wereld geboren worden. Dat is het grote doel van Israëls afzondering, de weg bereiden naar de komst van Christus, de middelaar Gods en de mensen. De beelddrager Gods opnieuw herstellen om Gods gezin weer compleet te maken als in de dagen van ouds toen zij geschapen waren volmaakte evenbeelden van de levende God.

Maar nu Christus gekomen is, wat is dan nu nog het bijzondere van het volk Israël? De “gangbare” mening is eigenlijk wel dat onder het nieuwe Verbond waarin wij nu leven de rol van het oudtijds uitverkoren volk Israël uitgespeeld is.

Men zegt: de Kerk is nu in plaats van het Oud-Testamentische Israël gekomen. En voor de levende Israëlieten is er alleen hoop wanneer zij zich bij de Christelijke Kerken voegen. Inderdaad. Maar overigens van enige bijzondere positie voor Israël is sinds het vervulde Pinksterfeest geen sprake meer, zo zegt men.

Maar alleen de lezing van Romeinen 11 laat zien dat God Zijn uitverkoren volk Israël niet heeft losgelaten, maar nog een rijke toekomst voor hen verborgen houdt.Romeinen 11:1-2.

“Ik vraag dan: God heeft zijn volk toch niet verstoten? Volstrekt niet! Ik ben immers zelf een Israëliet, uit het nageslacht van Abraham, van de stam Benjamin. God heeft zijn volk niet verstoten, dat Hij tevoren gekend heeft.”

Alleen maar, wat bestáát er eigenlijk nog van het volk Israël? Als wij over Israël spreken kunnen we dan alleen maar denken aan de Joden en aan de moderne staat Israël? Dat zou een ernstige misvatting zijn.

Het volk dat wij kennen als het volk der Joden en dat sinds 1948 zijn eigen staat Israël heeft, is niet meer dan een kleine voortzetting van het tweestammenrijk onder leiding van Juda: Juda met Benjamin en Levi.

Er is in de geschiedenis van het volk Israël een merkwaardig motief aan te wijzen dat telkens weer terugkeert, een motief dat typerend genoemd mag worden voor Gods handelen met Zijn uitverkoren volk. Het motief N.l. van BALLINGSCHAP en VERLOSSING UIT BALLINGSCHAP.

We kunnen dat zelfs tot 4x toe vinden in Israëls geschiedenis. Vreemd genoeg kent de doorsnee kerkganger (en de theologen) maar 1 ballingschap, n.l. de Babylonische ballingschap en dan is die ballingschap eigenlijk niet meer dan een “incident” in Israëls geschiedenis. Maar veel meer dan een eenmalig incident is de ballingschap in Israëls geschiedenis een kenmerkend aspect van Gods verkiezend welbehagen.

De ballingschapen

We kunnen onderscheiden.

. Een Egyptische ballingschap.

2. Een Mozaïsche ballingschap.

3. Een Asterisk ballingschap.

4. Een Babylonische ballingschap.

5. Een Romeinse ballingschap.

En het opvallende is dat de ballingschap telkens lang van te voren is geprofeteerd en dat óók de verlossing, uit ballingschap van te voren is beloofd.

De Egyptische ballingschap.

Deze is twee eeuwen van te voren aan Abraham aangekondigd. In Genesis 15:13-16 voorzegt God aan Abraham dat zijn nageslacht vier eeuwen in een vreemd land verdrukt zal worden, maar het vierde geslacht zal naar het beloofde land terugkeren.

“En Hij zeide tot Abram: Weet voorzeker, dat uw nakomelingen vreemdelingen zullen zijn in een land, dat het hunne niet is, en dat zij hen dienen zullen, en dat die hen zal verdrukken, vierhonderd jaar. Doch ook het volk, dat zij zullen dienen, zal Ik richten, en daarna zullen zij met grote have uittrekken. Maar gij zult in vrede tot uw vaderen gaan; gij zult in hoge ouderdom begraven worden. Het vierde geslacht echter zal hierheen wederkeren, want eerder is de maat van de ongerechtigheid der Acolieten niet vol.”

De grondlegging van Israëls volksbestaan is de verlossing uit de Egyptische ballingschap. Dat geeft aan Gods volk deze typerende trek: het heeft zijn bestaan te danken uitsluitend aan Gods reddend ingrijpen.

Een slavenvolkje, dat reddeloos ten ondergaan gedoemd was onder de verdrukking van Egypte, zo’n volk wordt Gods uitverkoren volk.

Maar wanneer dat volk niet meer van Gods genade wil leven zal het Gods gunst verliezen en door God verworpen en verstrooid. Een voorproef van Gods wrekende én verlossende gerechtigheid over Israël heeft ’t volk al ontvangen in de veertigjarige omzwerving in de woestijn, die we de Mozaïsche ballingschap zouden kunnen noemen.

Israël stond al aan de poort van het beloofde land, maar ze vertrouwden niet op God, ze lieten zich bang maken voor de reuzen in Kanaän en toen werden ze voor straf 40 jaar lang weer de woestijn in gedreven. Maar dus niet definitief; na veertig jaar komt er verlossing en dat is profetie van heel Israëls toekomst: -worden ballingschap en verdrukking. Maar ten laatste, als de benauwdheid van Gods volk tot het diepte punt is gekomen zal God een wonderlijke keer brengen in hun lot en hen verlossen en herstellen in heerlijkheid.

Verdrukking en ballingschap zal nooit het einde van Gods volk betekenen, maar tenslotte zal God wederkeer en herstel geven. Dat heeft God uitdrukkelijk door de mond van Mozes beloofd. Door Mozes heeft God de latere ballingschappen al aangekondigd, maar door Mozes heeft God óók al het uiteindelijke herstel beloofd.

In de aangrijpende hoofdstukken over zegen en vloek, Deuteronomium 28-30. wordt de ballingschap al aangekondigd. ZEVEN EEUWEN VAN TE VOREN:

Deuteronomium 28:36-37 “De Here zal u en de koning, die gij over u hebt aangesteld, naar een volk voeren dat gij niet kendet, gij noch uw vaderen; aldaar zult gij ander goden dienen, hout en steen. Gij zult een voorwerp van ontzetting worden, een spreekwoord en een spotrede onder alle volken, naar wier land de Here u wegvoert.”

Deuteronomium 28:63-68″Zoals de Here er behagen in had om u wél te doen en u talrijk te maken, zo zal de Here er behagen in hebben om u te gronden te richten en te verdelgen; en gij zult weggerukt worden uit het land, dat gij in bezit gaat nemen. De Here zal u verstrooien onder alle natiën van de ene einde der aarde tot het andere; aldaar zult gij andere goden dienen, die noch gij noch uw vaderen gekend hebben: hout en steen. Gij zult onder die volken gen rust vinden noch rustplaats voor uw voetzool; de Here zal u daar een bevend hart geven, ogen volk heimwee en een kwijnende ziel. Zonder ophouden zal uw leven in gevaar verkeren; des nachts en des daags zult gij opschrikken en uw leven niet zeker zijn. Des morgens zult gij zeggen: Was het maar avond; en des avonds: Was het maar morgen – vanwege de vrees, die uw hart vervult, en vanwege het schouwspel, dat uw ogen zien. De Here zal u op schepen naar Egypte terugbrengen langs de weg, waarvan Ik u gezegd had: Gij zult die nooit weerzien; gij zult daar aan uw vijanden als slaven en slavinnen te koop aangeboden worden, maar er zal geen koper zijn.”

Maar uitdrukkelijk geeft de Here in Deuteronomium 30:1-10 de beloften van uiteindelijke verlossing en wederkeren en herstel.

Deuteronomium 30:1-10″Wanneer dan al deze dingen over u komen, de zegen en de vloek, die ik u voorgehouden heb, en gij dit ter harte neemt te midden van al de volken, naar wier gebied de Here, uw God, u verdreven heeft, en wanneer gij u dan tot de Here, uw God, bekeert en naar zijn stem luistert overeenkomstig alles wat ik u heden gebied, gij en uw kinderen, met geheel uw hart en met geheel uw ziel – dan zal de Here, uw God, in uw lot een keer brengen; Hij zal u weer bijeenbrengen uit al de volken, naar wier gebied, uw God, u verstrooid heeft. Al waren uw verdrevenen aan het einde des hemels, de Here, uw God, zal u vandaar bijeenbrengen en vandaar halen; de Here, uw God, zal u brengen naar het land, dat uw vaderen bezeten hebben, gij zult het bezitten en Hij zal u weldoen en u talrijk maken dan uw vaderen. En de Here, uw God zal uw hart van uw nakroost besnijden, zodat gij de Here, uw God, liefheb met geheel uw hart en met geheel uw ziel, opdat gij leeft. De Here, uw God, zal al deze vervloekingen op uw vijanden en uw haters leggen, die u vervolgd hebben. Gij zult weer naar de stem des Heren luisteren en al zijn geboden volbrengen, die ik u heden opleg. De Here, uw God, zal u in overvloed het goede schenken bij al het werk uwer handen, in de vrucht van uw schoot, in de vrucht van uw vee, in de vrucht van uw bodem, want de Here zal weer behagen in u hebben, u ten goede, zoals Hij behagen had in uw vaderen – wanneer gij naar de stem van de Here, uw God, luistert door zijn geboden en inzettingen te onderhouden, die in dit wetboek geschreven staan; wanneer gij u tot de Here, uw God, bekeert met geheel uw hart en met geheel uw ziel.”

En weer in Deuteronomium 31:14-29 wordt door God Israëls toekomstige afval en bestraffing aangekondigd, en daarom moet Mozes een lied dichten waarin de gang van Israëls geschiedenis van te voren geopenbaard wordt, een profetisch lied, een getuigenis tegen het volk, maar tegelijk een getuigenis van Gods trouw, die niet zal verlaten wat Zijn hand met Israël begon.

Want wel profiteert het lied de diepe vervloeking die over Israël zal komen nadat het Gods zegen versmaad zal hebben maar in vers 36 daagt het heel den verlossing: “..de Here zal recht doen aan Zijn volk en zich ontfermen over Zijn knechten wanneer Hij ziet dat hun kracht vergaan is, van hoog tot laag allen hun einde gevonden hebben…” en het lied eindigt daarom met vers 43

“Jubelt, gij natiën, om zijn volk, want Hij wreekt het bloed van zijn knechten, Hij oefent wraak aan zijn tegenstanders en verzoent zijn land, zijn volk”.

Zo heeft God door Mozes de toekomst van Israël geschilderd en zou dit Woord van God niet waarachtig zijn zouden Gods beloften hun vervulling moeten missen?

Psalm 77:5 (ber:)

“Zouden de eeuwen veranderingen kunnen brengen in de waarachtigheid van Gods woord? Neen, ons geloof steunt juist op de onvoorwaardelijke betrouwbaarheid van al Gods Woorden. Niet één van Zijn woorden zal uitwerken missen ook al moet het duizenden jaren duren voor de vervulling komt. Bij den Here Zijn ook hierin duizend jaren één dag

Wat kunnen we nu in Israëls geschiedenis terug vinden van deze profetieën van Mozes? Het is allemaal gegaan zoals we het in Deuteronomium 28, en 31 en 32 aangekondigd vinden. Israël is van God afgevallen, het is vreemde goden gaan dienen en zo heeft Israël Gods toorn verwekt.

Israëls scheuring in tien en twee stammen

En toen is dat verschrikkelijke in Israëls geschiedenis gebeurd, dat nog steeds niet weggenomen is, toen is het éne volk van de 12 uitverkoren stammen van Israël gescheurd in twee delen de Koningsstam Juda behield alleen maar de stammen Benjamin en Levi, maar onder leiding van Efraïm maakten zich de tien stammen van Davids huis los en formeerden een zelfstandig rijk met Samaria als hoofdstad.

Voortaan dus twee rijken naast en tegenover elkaar: het 10 Stammenrijk onder leiding van Efraïm en het 2 stammen rijk onder leiding van Juda. Deze scheuring was de straf voor de zonde van Salomo die zich door zijn vele vreemde vrouwen had laten verleiden om de afgoden te dienen.

Maar na de scheuring werd ’t nog veel erger. Het begon met de beeldendienst in het 10 Stammenrijk, met de verering van de gouden kalveren die Jerobeam in Dan en in Beth-el had laten oprichten en het ging voort tot afgoderij, corruptie afpersing, en allerlei zedeloosheid zowel in het Noordrijk van de 10 stammen als in het 2 Stammenrijk van Juda.

Toen is tenslotte de door Mozes uitgesproken bedreiging vervuld: de straf van de ballingschap is aan Israël voltrokken. Niet ineens voor alle stammen tegelijk, maar in twee fasen: éérst aan de 10 stammen.

De Assyrische ballingschap der 10 Stammen

In het jaar 721 v.Christus werd Samaria ingenomen en verwoest door de Asterisk koning Sargon en de 10 stammen van Israël werden in ballingschap gevoerd naar de onherbergzame streken in ’t verre Noorden van Assyrië. Dan is dus nog alléén het tweestammenrijk overgebleven. En hebben zij de vreselijke waarschuwing ten harte genomen en zich bevend tot den Here bekeerd zodat hun de straf van de ballingschap bespaard kon blijven?

Aanvankelijk nog wel; onder koning Hiskia, maar de schrik was gauw weer vergeten, en de profeten klagen dat Juda zich tenslotte nog erger verontreinigd heeft aan allerlei gruwelijke zonden, dan het broedervolk van de 10 stammen.

Ezechiël 23:11.

“Hoewel haar zuster Oholiba dit zag, ontbrandde zij toch in nog feller hartstocht dan haar zuster en pleegde nog erger ontucht dan zij.”

Nog ruim een eeuw heeft God geduld gehad met de rest van Zijn volk in het beloofde land, maar toen kwam ook voor het onbekeerlijke twee Stammenrijk de ballingschap. Eerst gedeeltelijk in het jaar 604, en toen dat nog niet hielp, werd Nebudkadnezar door God geroepen, om Jeruzalem te verwoesten, de Heilige stad!, met tempel en al, en heel het volk van de twee stammen werd in ballingschap naar Babel gevoerd in het jaar 586 v.Christus. Maar de profeet Jeremia mocht al van te voren nog voor de komst van Nebukadnezar aankondigen dat deze ballingschap voor Juda niet langer dan 70 jaar zou duren.

2 Kronieken 36:21.

“Om het woord des Heren, door Jeremia verkondigd, in vervulling te doen gaan: totdat het land zijn sabbatsjaren vergoed gekregen heeft. Al de dagen die het woest lag, heeft het gerust, om zeventig jaar vol te maken.”

Jeremia 25:11-12.

“Dan zal dat gehele land tot een oord van puinhopen, tot een woestenij worden. Deze volken nu zullen de koning van Babel dienstbaar zijn zeventig jaren, maar na verloop van zeventig jaren zal Ik aan de koning van Babel en dit volk, luidt het woord des Heren, hun ongerechtigheid bezoeken, ook aan het land der Chaldeeën, en Ik zal dat tot eeuwige woestenijen maken.”

De terugkeer van het twee stammen rijk uit Babel

Jeremia 29:10.

“Want zo zegt de Here: Neen, als voor Babel zeventig jaren voorbij zullen zijn dan zal Ik naar u omzien en mijn heilrijk woord aan u in vervulling doen gaan door u naar deze plaats terug te brengen.”

En zo is ’t ook vervuld: 70 jaar later gaf koning Cyrus verlof voor de terugkeer van de Joden naar Jeruzalem en Juda. De twee stammen zijn onder leiding van Zerubabel en Ezra en Nehemia teruggekeerd in het beloofde land en onder leiding van Hasgaï en Zacharia is de tempel herbouwd. Maar sinds hun terugkeer zijn de twee stammen toch niet weer een zelfstandig en vrij koninkrijk geworden. Ze bleven onderworpen, eerst aan het Perzische rijk, toen aan de Siriërs (denk aan de vrijheidsoorlogen onder de Maccabeërs) en tenslotte onder het Romeinse juk. En in die tijd, onder de Romeinse overheersing heeft het tweestammenrijk zich vergrepen aan zijn eigen Zaligmaker ze hebben Christus laten kruisigen en zo de maat van hun zonde tegen God vol gemaakt.

En toen zijn ze tot straf weer in ballingschap verdreven. En in het jaar 70.n.Christus hebben de Romeinen Jeruzalem ingenomen, en de tempel verwoest en de Joden zijn naar alle windstreken gevlucht en verdreven.

Maar de eeuwen door werd hun geen rust gegund. Het bloed van Christus bleef hen achtervolgen in eindeloze vervolgingen en verdrukkingen. Maar toen hun nood het hoogst gestegen was voor hen de vervulling van het lied van Mozes.

Deuteronomium 32:36 en 43 nabij.

“Want de Here zal recht doen aan zijn volk en Zich ontfermen over zijn knechten, wanneer Hij ziet, dat hun kracht vergaan is, van hoog tot laag allen hun einde gevonden hebben.”

“Jubelt, gij natiën, om zijn volk, want Hij wreekt het bloed van zijn knechten, Hij oefent wraak aan zijn tegenstanders en verzoent zijn land, zijn volk.”

De bevrijding van Jeruzalem

Twee wereldoorlogen zijn nodig geweest om een keer te brengen in het lot van de Joden. Het begon tegen het einde van de eerste wereldoorlog: Toen de Engelsen onder aanvoering van generaal Allenby op 9 december 1917 Jeruzalem veroverden op de Turken werd de grondslag gelegd voor de terugkeer der Joden naar Palestina.

Aan de heerschappij der heidenen over Jeruzalem was na 19 eeuwen een einde gekomen. Maar eerst moest het dieptepunt nog komen voor de Joden. Eerst moest de gruwel van Hitlers nazirijk aan de macht komen waaronder er velen Joden werden omgebracht.

Na de tweede wereldoorlog keren de Joden terug naar Palestina waar zij op 14 mei 1948 hun eigen staat Israël vestigden. Na de ballingschap van 19 eeuwen worden Jeruzalem en Juda weer bewoond en in vrijheid geregeerd door het Joodse volk zelf. Let wel, het Jóódse volk, dat een kleine voortzetting van het twee Stammenrijk Juda. En onder hen zeer vele uit andere volken die Jood geworden zijn, maar niet tot het volk Israël behoren. Niet tot Juda zelf en zeker niet tot de tien stammen die nooit Jood zijn geweest.

Dat tweestammenrijk dat in 586 voor Christus door Nebukadnezar naar Babel werd verbannen dat 70 jaar later onder koning Cyrus weer naar Jeruzalem mocht terugkeren en dat in het jaar 70 na Christus opnieuw in ballingschap gedreven werd door de Romeinen, dat Joodse volk uit de stammen van Juda, Benjamin en Levi, dat woont sinds 1948 weer in het land der vaderen.

Waar zijn de Tien Stammen?

Maar hoe is ’t nu met de rest van Israël? Daar mogen we niet over zwijgen. Daar wordt veel te gemakkelijk over gezwegen. Als men het over de Joden heeft, dan spreekt men zo maar over Israël, alsof de Joden het zelfde zijn als heel Israël, maar de Joden zijn maar het kleinste deel van het 2 Stammenrijk, maar hun broeders van de 10 stammen hoe staat het daarmee?

Ze zijn in 721 voor Christus door de Assyriërs in ballingschap verdreven en wat is er van hen geworden? Wie heeft nog ooit van die 10 stammen gehoord. Ze zijn nooit meer teruggekeerd naar Palestina, zoals de stammen van Juda, maar dat betekent niet dat we nu verder over de 10 stammen niets meer te zeggen hebben.

God heeft ook voor die 10 stammen vele malen nadrukkelijk beloften van terugkeer gesproken. We mogen die 10 stammen niet als afgedaan en voorgoed verdwenen beschouwen. Wie de tien stammen heeft afgeschreven en beweert: die zijn verdwenen en daarmee uit, die moet het woord van God geweld aandoen en vele voor geen tweeërlei uitleg vatbare duidelijke beloften uit Gods Woord wegschrappen. Maar als het ons ernst is met ons zingen van: “God zal Zijn Waarheid nimmer krenken maar eeuwig Zijn Verbond gedenken” dan mogen en moeten we ook de terugkeer en het herstel van de 10 stammen nog verwachten en dan ook de bekering der Joden tot Christus. Pas dan zullen de beloften aan heel Israël vervuld zijn.

Wat de 10 stammen betreft moeten we om te beginnen letten op de bijzondere positie die Efraïm heeft ontvangen. Efraïm is de leidersstam van het 10 Stammenrijk. Als de Here door Zijn profeten over het tienstammenrijk spreekt dan wordt dat dikwijls aangeduid met de naam Efraïm. Het twee Stammenrijk wordt Juda genoemd het 10 Stammenrijk wordt Efraïm genoemd. Die voorkeursplaats voor Efraïm vinden we al in de allervroegste tijd van de 12 patriarchen, namelijk bij de zegen over de 12 stamhoofden is gesproken. Tweemaal zijn de 12 stammen elk met name gezegend, eerst door vader Jakob en later nog eens door Mozes.

Nu zijn we er zó aan gewend alleen te letten op de unieke verkiezing van Juda, die de stamvader van onze Zaligmaker Jezus Christus mocht worden en daarom de koningsstam van David mocht zijn, dat we eigenlijk verzuimen er op te letten hoe wonderlijk het bij die zegening door Jakob is toegegaan.

U vindt dat in Genesis 48. Toen Jakob op sterven lag heeft hij al zijn 12 zonen één voor één gezegend. U vindt de zegeningen in Genesis 49. Maar éérst heeft Jakob de beide zonen van Jozef, Manasse en Efraïm geadopteerd als zijn eigen zonen.

Daarmee krijgt Jozef het EERSTGEBOORTERECHT=DUBBEL ERFDEEL. Een heel merkwaardig feit, dat eigenlijk uniek is in de geschiedenis, dat een vader van 12 zonen twee van zijn kleinzonen adopteert als eigen zonen, als broeders van de elf anderen Lees maar Genesis 48:5.“En nu, uw beide zonen, die u in het land Egypte geboren zijn, voordat ik tot u naar Egypte gekomen was, zij zijn de mijne; Efraïm en Manasse zullen mij als Ruben en Simeon zijn.”

Dus Efraïm en Manasse komen op één lijn met Ruben, Simeon en de anderen. Omdat dus Jozef dubbel geteld wordt in Efraïm en Manasse komen we tot een totaal van 13 stammen vaders, maar de stam Levi krijgt als de priesterstam een uitzonderingspositie, Levi krijgt geen erfgrond en daarom zijn er toch maar 12 stammen over wie het land verdeeld zal worden.

De zegen aan Efraïm als leidersstam

In het vervolg van Genesis 48 lezen we dan dat Jakob éérst Efraïm en Manasse afzonderlijk zegent en dan niet in de orde van de eerstegeboorte, maar de jongere Efraïm krijgt de voornaamste zegen.

Jakob zegt van de oudste, Manasse, in vers 19 “Ook hij zal groot worden; nochtans zal zijn jongere broeder (dat is Efraïm) groter zijn dan hij, en diens nageslacht zal een volheid van volken worden.”

Een volheid van volken, dat herinnert aan de zegen over Abraham.

Genesis 17:4-6.

“Wat Mij aangaat, zie, mijn verbond is met u, en gij zult de vader van een menigte volken worden; en gij zult niet meer Abram genoemd worden, maar uw naam zal zijn Abraham, omdat Ik u tot een vader van een menigte volken gesteld heb.”

Maar wie kan in de Bijbelse geschiedenis aanwijzen waar en wanneer Efraïm tot een volle menigte van volken is uitgegroeid? En toch is hij met die belofte gezegend. En lees eens in Genesis 48:17-22. welke bijzondere zegen deze zonen van Jozef ontvangen.

“Toen Jozef zag, dat zijn vader zijn rechterhand op Efraïms hoofd gelegd had, was dat verkeerd in zijn ogen, en hij greep de hand van zijn vader om die van Efraïms hoofd te verleggen naar het hoofd van Manasse. En Jozef zeide tot zijn vader: Zo niet, mijn vader, want deze is de eerstgeborene, leg uw rechterhand op zijn hoofd. Maar zijn vader weigerde het en zeide: Ik weet het, mijn zoon, ik weet het; ook hij zal tot een volk worden en ook hij zal groot worden; nochtans zal zijn jongere broeder groter zijn dan hij, en diens nageslacht zal een volheid van volken worden. En hij zegende hen te dien dage: Met u zal Israël zegen toewensen door te zeggen: God make u als Efraïm en als Manasse. En hij plaatste Efraïm vóór Manasse. En Israël zeide tot Jozef, ik ga sterven, maar God zal met u zijn en u terugbrengen naar het land uwer vaderen. En ik geef u, boven uw broeders, een bergrug, die ik met mijn zwaard en mijn boog aan de Amorieten heb ontrukt.”

En in hem, speciaal in hem, (Efraïm) zal Jakobs naam en die van zijn vaderen Abraham en Izaäk voortleven. En deze voorkeursplaats voor Jozef zonen blijkt weer uit Genesis 48:20. “..En hij plaatste Efraïm vóór Manasse.”

En pas als Efraïm en Manasse als erfgenamen van Jakob gezegend zijn dan komen daarna alle 12 zonen aan de beurt. Juda krijgt wel een opvallende zegen. Genesis 49:8-12. “Juda, ú zullen uw broeders loven de scepter zal van Juda niet wijken.. totdat Silo komt.” Juda ontvangt de bijzondere Messiaanse Koningszegen.

Maar we moeten er vooral niet overheen lezen dat in deze reeks toch Jozef weer de uitvoerigste en rijkste zegen ontvangt, vijf verzen lang Genesis 49:22-26.

Vers 26.

“De zegeningen van uw vader gaan de zegeningen van mijn voorvaderen te boven, reikende tot het kostelijkste der eeuwige heuvelen; zij zullen komen op het hoofd van Jozef, op de schedel van de uitverkorene zijn broeders.”

Jozef, de uitverkorene onder zijn broeders. Duidelijk ontvangt Jozef dus de éérste plaats, de plaats van de uitverkorene onder zijn broeders. En hier heeft heus niet het vlees van vader Jakob gesproken, die Jozef als lieveling voortrok. In deze zegen heeft Jakob geprofeteerd als een instrument van de Heilige Geest.

Dan ziet u bevestigd bij de zegen van Mozes over de twaalf stammen, in Deuteronomium 33. Opvallend is hoe sóber Mozes over Juda spreekt.

Deuteronomium 33:7.

“En dit betreft Juda. Hij zeide: Hoor, Here, de stem van Juda en brengt hem tot zijn volk; zijn handen strijden voor hem, en wees Gij hem een hulp tegen zijn tegenstanders.”

Maar hoe uitbundig en uitvoerig is weer de zegening voor Jozef, verreweg de langste en de rijkste van allemaal.

Deuteronomium 33:13-17.

“Van Jozef zeide hij: Zijn land zij door de Here gezegend met de kostelijke gave des hemels, met de dauw, en met de watervloed die beneden ligt; met de kostelijkste gave, die de zon voortbrengt, en met de kostelijkste gave, die de maan doet uitspruiten; met het uitnemenste der aloude bergen, en met de kostelijkste gave der eeuwige heuvelen, en met de kostelijkste gave van de aarde en haar volheid; met het welbehagen van hem, die in de braamstruik tegenwoordig was; dat moge komen op het hoofd van Jozef, op de schedel van de uitverkoren onder zijn broeders. De eersteling zijner runderen in zijn trots en diens horens zijn horens van een woudos; daarmee zal hij de volken stoten, alle einden der aarde. Dit zijn de tienduizenden van Efraïm en dit zijn de duizend van Manasse.”

En daar wordt in vers 16 Jozef wéér genoemd de uitverkorene onder zijn broeders. En wie kan zeggen wanneer gebeurt is wat in vers 17 staat, dat Jozef als met de horens van een woudos – in de Statenvertaling staat “Eénhoorn”- “de volken zal stoten, alle einde der aarde.”?

En toch is dit over Efraïm en Manasse geprofeteerd. Laat niemand zeggen dat dit verouderde profetieën uit het Oude Testament zijn, want dat zou de betrouwbaarheid van Gods Woord aanranden.

En let nu eens op een hoogst merkwaardige bijzonderheid uit Hebreeën 11. Het bekende hoofdstuk waarin ons een ganse reeks geloofshelden wordt getekend. Wat wordt daarin Hebreeën 11 als bijzondere geloofsdaad van Jakob genoemd. Wat is het enige dat de schrijver van Hebreeën 11 waard vindt om van Jakob te vermelden? U raadt het vast niet, omdat u er vermoedelijk altijd overheen gelezen hebt, maar als enige geloofsdaad van Jakob wordt in Hebreeën 11:21 vermeldt.

“Door het geloof heeft Jakob bij zijn sterven ieder der zonen van Jozef gezegend en hij heeft aangebeden, leunende op het uiteinde van zijn staf.”

Dus nóg in het Nieuwe Testament wordt door een apostel van Christus met nadruk herinnerd aan de wonderlijke bijzondere zegen voor Efraïm en Manasse!

Maar nu vraag ik U: wat is er van Efraïm en Manasse terecht gekomen? Efraïm, het 10 Stammenrijk is in 721 in ballingschap gevoerd door Assyrië. Wat is er dan van die zegen terecht gekomen. Horen we na 721 niets meer over Efraïm? Ze zijn nooit teruggekeerd uit de Assyrische ballingschap, maar is dat het laatste wat we van Efraïm kunnen zeggen: in 721 gedeporteerd, in ballingschap verstrooid en sindsdien verdwenen?

Maar dan willen we tot slot letten op de overvloed van beloften waarin God door Zijn profeten telkens weer belooft de terugkeer, óók van de 10 stammen de terugkeer uit hun ballingschap, van de 10 stammen uit Assyrië. En uit de uithoeken der aarde, zoals Mozes al geprofeteerd had in Deuteronomium 30:3-5.

“Dan zal de Here, uw God, in uw lot een keer brengen en Zich over u erbarmen; Hij zal u weer bijeenbrengen uit al de volken, naar wier gebied de Here, uw God, u verstrooid heeft. Al waren uw verdrevenen aan het einde des hemels, de Here, uw God, zal u vandaar bijeenbrengen en vandaar halen; de Here, uw God, zal u brengen naar het land, dat uw vaderen bezeten hebben, gij zult het bezitten en Hij zal u weldoen en u talrijk maken dan uw vaderen.”

We beginnen met Amos 9:9. Dus nog ongeveer 40 jaar vóór de ballingschap t.w. Jerobeam II

“Want zie, Ik geef bevel, en Ik schud het huis Israël onder al de volken, gelijk men met een zeef schudt, en geen steentje zal ter aarde vallen.”

Korte tijd na Amos treedt Jesaja op als profeet.

Jesaja 11:11-16.

“En het zal te dien dage geschieden, dat de Here wederom zijn hand opheffen zal om los te kopen de rest van zijn volk, die overblijft in Assur, Egypte, Pathros, Ethiopië, Elam, Sinear, Hamath en in de kustlanden der zee. En Hij zal een banier opheffen voor de volken, en de verdrevenen van Israël verzamelen en de verstrooide dochters van Juda vergaderen van de vier einde der aarde. Dan zal de afgunst van Efraïm verdwijnen en zij die Juda benauwen, zullen uitgeroeid worden; Efraïm zal niet afgunstig zijn op Juda en Juda zal Efraïm niet benauwen. Westwaarts zullen zij de Filistijnen op de schouders vliegen samen zullen zij de stammen van het Oosten plunderen; naar Edom en Moab zullen zij hun hand uitstrekken en de Ammonieten zullen hun onderhorig zijn. Dan zal de Here de zeeboezem van Egypte met de ban slaan en Hij zal zijn hand tegen de Rivier bewegen met de gloed van zijn adem, en Hij zal haar tot zeven beken uiteenslaan en maken, dat men geschoeid daardoor kan gaan. dan zal er een heerbaan zijn voor de rest van zijn volk, die in Assur overblijven zal, zoals er voor Israël geweest is ten dage, toen het optrok uit het land Egypte.”

Jesaja 49:5-6.

“Maar nu zegt de Here, die mij van de moederschoot aan vormde tot zijn knecht, om Jakob tot Hem terug te brengen en om Israël tot Hem vergaderd te doen worden – en ik werd geëerd in de ogen des Heren en mijn God was mijn sterkte – Hij zegt dan: Het is te gering, dat gij Mij tot een knecht zoudt zijn om de stammen van Jakob weder op te richten en de bewaarden van Israël terug te brengen; Ik stel u tot een licht der volken, opdat mijn heil reikte tot het einde der aarde.”

Lees voor u zelf Jesaja 60 en 62. Vervolgens Jeremia 3:14-18.

“Keert weder, afkerige kinderen, luidt het woord des Heren, want Ik ben heer over u; Ik zal u nemen, één uit een stad en twee uit een geslacht, en u brengen te Sion, en Ik zal u herders naar mijn hart geven, die u zullen weiden met kennis en verstand. Als gij u dan vermeerdert en vruchtbaar wordt in het land in die dagen, luidt het woord des Heren, dan zal men niet meer spreken over de ark van het verbond des Heren; zij zal niemand in de zin komen, men zal aan haar niet meer denken en haar niet meer zoeken, en zij zal niet weder gemaakt worden. Te dien tijde zal men Jeruzalem noemen de troon des Heren, en alle volken zullen zich daarheen verzamelen om de naam des Heren te Jeruzalem, en zij zullen niet meer wandelen naar de vestoktheid van hun boos hart. In die dagen zal het huis van Juda naar het huis van Israël gaan, en zij zullen tezamen uit het Noorderland komen naar het land dat Ik aan uw vaderen ten erfdeel gegeven heb.”

Vers 16. Let vooral op die merkwaardige woorden..dat ziet dus kennelijk op een tijd in het Nieuwe Verbond, als de ark al lang heeft afgedaan.

Dan Jeremia 31:7-12, 17, 20.

“want zo zegt de Here: Jubelt van vreugd over Jakob, juicht om het hoofd der volkeren, verkondigt, looft en zegt: de Here heeft zijn volk verlost, het overblijfsel van Israël. Zie, Ik breng hen uit het land van het noorden en verzamel hen van de einden der aarde; onder hen blinden en lammen, zwangeren en barenden tezamen; in een grote schare zij hierheen terug keren. Onder geween zullen zij komen en onder smeking zal Ik hen leiden; Ik zal hen voeren naar waterbeken op een effen weg, waarop zij niet struikelen. Want Ik ben Israël tot een Vader, en Efraïm, die is mijn eerstgeborene. Hoort het woord des heren, o volken, verkondigt het in verre kustlanden en zegt: Hij, die Israël verstrooide, zal het verzamelen en het behoeden als een herder zijn kudde. Want de Here maakt Jakob vrij en verlost hem uit de macht van wie sterker is dan hij. Zo komen zij jubelend op de hoogte van Sion en stromen toe naar het goede des Heren, naar koren, most en olie, naar schapen en runderen; hun ziel zal zijn als een besproeide hof, zij zullen nooit meer versmachten.”

“Ja, er is hoop voor uw toekomst, luidt het woord des Heren, de kinderen zullen naar hun gebied terugkeren.”

Is Efraïm Mij een lievelingszoon, een troetelkind, dat Ik, zo vaak als Ik van hem spreek, gedurig weder aan hem denken moet? Daarom is mijn binnenste over hem ontroerd, Ik zal Mij zeker over hem ontfermen, luidt het woord des Heren.”

En vergeet u nu vooral niet dat Jeremia geprofeteerd heeft in de laatste 40 jaar van het koninkrijk Juda onder de koningen Josia t/m Zedekia zie Jeremia-3.

Dat betekent dat Efraïm toen al meer dan 100 jaar geleden in ballingschap was gevoerd, verstrooid en verdwenen. Ruim een eeuw lang had niemand meer iets over de 10 stammen gehoord, maar dan nog zegt God: Efraïm is mijn eerstgeborene: Efraïm is mijn lievelingszoon: mijn troetelkind.

Vervolgens Jeremia 33:6-9, 17-26. 46:27-28.

“Zie, Ik zal haar genezing schenken en herstel, Ik zal hen genezen en hun schat van bestendige vrede ontsluiten; ja, Ik zal een keer brengen in het lot van Juda en Israël en hen opbouwen als weleer; Ik zal hen reiniging van al hun ongerechtigheid waardoor zij tegenover Mij gezondigd hebben, en Ik zal hun vergeven al hun ongerechtigheden, waardoor zij tegenover Mij gezondigd hebben en van Mij afvallig geworden zijn. dan zal zij Mij tot een blijde naam worden, tot lof en eer bij alle volkeren der aarde, die van al het goede dat Ik aan hen doe, horen zullen; ja, zij zullen zich verbazen en verwonderen over al het goede en al het heil, dat Ik haar doe.”

En dan Ezechiël hij verklaart in hoofdstuk 1:2 dat hij geroepen werd in het vijfde jaar der ballingschap van Koning Jojachin, dat is in 592 v.Chr, dus 130 jaar na de wegvoering in ballingschap van de tien stammen, ook Ezechiël profeteert de terugkeer van de weggevoerde 10 stammen.

Ezechiël 36:16-32; 37:11-14; 37:15-23; 39:25-29. Lees deze teksten eens door.

En tenslotte Zacharia, die profeteerde tussen 520 en 480 v.Chr, dus twee tot twee en een halve eeuw na Efraïm ballingschap, als Juda al weer is teruggekeerd bij de tempel in Jeruzalem.

Zacharia 10:6-12.

“Zo zal Ik het huis van Juda sterken en het huis van Jozef verlossen; ja Ik zal hen terugbrengen, omdat ik Mij over hen ontferm, en zij zullen worden, alsof Ik hen niet verworpen had. Want Ik ben de Here, hun God, en Ik zal hen verhoren. Dan zullen zij als een held van Efraïm, en hun hart zal zich verheugen als een van wijn; ook zullen hun zonen het aanschouwen en zich verheugen, hun hart zal jubelen in de Here, Ik zal hen tot Mij fluiten en hen vergaderen, want Ik bevrijden hen, en zij zullen even talrijk worden als zij waren. Wel zaai Ik hen onder de volken, maar in verre streken zullen zij aan Mij denken; zo zullen zij leven met hun kinderen, en terugkeren. Ja, Ik zal hen terugbrengen uit het land Egypte, en hen uit Assur vergaderen; Ik zal hen brengen naar het land Gilead en de Libanon; doch dit zal voor hen niet toereikend zijn. Dan zal men in benauwdheid door de zee trekken, en in de zee de golven slaan; en alle diepte van de Nijl zullen uitdrogen. Zo zal de trots van Assur neerstorten, en de scepter van Egypte zal verdwijnen. Ik zal hen sterken in de Here, en in zijn naam zullen zij wandelen, luidt het woord des heren.”

Er zou nog wel meer te noemen zijn, maar me dunkt dit is wel meer dan genoeg om te bewijzen hoezeer het de Here ernst is geweest om door Zijn profeten met grote kracht deze heerlijke beloften te geven over de toekomstige terugkeer uit ballingschap en de vereniging van Efraïm en Juda tot Gods vernieuwde ene volk Israël.

Deze beloften zien op een tijd in de nieuwe bedeling, blijkens Jeremia 3:16 .“Als gij u dan vermeerdert en vruchtbaar wordt in het land in die dagen, luidt het woord des heren, dan zal men niet meer spreken over de ark van het verbond des Heren; zij zal niemand in de zin komen, men zal aan haar niet meer denken en haar niet zoeken, en zij zal niet weder gemaakt worden.”

De bedeling waarin wij nu leven, (zie ook Handelingen 1:6-7) die vervulling zal komen, daar staan Gods beloften garant voor.

Handelingen 1:6-7.

“Zij dan die daar bijeengekomen waren, vroegen Hem en zeiden: Here, herstelt Gij in deze tijd het koningschap voor Israël? Hij zeide tot hen: Het is niet uw zaak de tijden of gelegenheden te weten, waarover de Vader de beschikking aan Zich gehouden heeft.”

De vraag van de discipelen is niet of de Here het koningschap voor Israël zal herstellen maar: WANNEER, in deze tijd, of later? De discipelen gaan er blijkbaar in hun vraag vanuit DAT Jezus het koninkrijk Israël zal herstellen. Was dat een onjuiste voorstelling van de discipelen? Het antwoord van Jezus geeft alleen maar reden om aan te nemen dat het uitgangspunt van de discipelen juist was.

Dat inderdaad een herstel van het koninkrijk Israël

door Jezus te verwachten is.

Want in vers 7 zegt Jezus niet: U vergist u in uw verwachting, neen alleen: U mag niet weten wannéér, op welke tijd, bij welke gelegenheid dat zal gebeuren.

Maar Zij koninkrijk komt zo zegt Hij, in zijn gebed het Onze Vader.

——-oOo——-

Bent u nieuwsgierig geworden naar de 10 Verloren Stammen van het Huis van Israël? Wilt u weten waar u ze kunt vinden? Bel of schrijf naar ons. En wij zullen u de informatie verschaffen. Moge de Here U zegenen

——-oOo——-

 

Dit bericht is geplaatst in Bijbelstudies. Bookmark de permalink.

10 reacties op Wanneer zullen de verstrooide Tien Stammen van Israël terugkeren?

  1. Sonja Schuurman schreef:

    Graag wil ik weten waar we de 10 verloren Stammen kunnen vinden en zie uit naar uw informatie. Alvast heel veel dank! Gods rijke zegen. Shalom
    Sonja Schuurman

  2. Annet Le Roy schreef:

    Dank voor de heldere uitleg. Graag zou ik meer willen weten over de tien verloren stammen.
    Met vriendelijke groet, Annet

  3. Matitawaer schreef:

    Hallo,
    Ik zou meer willen weten over de 10 verloren stammen van het huis van Israël?

    Alvast bedankt,

    m.v.g,
    Max

  4. far schreef:

    Hallo,

    Graag zou ik meer willen weten en verder lezen over de 10 verloren stammen van Israël.

    Gods Zegen en Shalom
    Far

  5. Tony schreuders schreef:

    Ik zou meer willen weten over de verloren 10 stamnen

  6. Diny Lubbers schreef:

    Graag zou ik meer willen weten over de 10 stammen van Israel in deze eindtijd.

  7. Sandra schreef:

    Graag zou ik meer willen weten over de 10 stammen van Israel in deze eindtijd.

  8. Bertus schreef:

    Graag zou ik meer willen weten over de 10 stammen van Israel in deze eindtijd.

  9. JvdM schreef:

    Dat God nog een speciaal plan voor Israel heeft, is onzin. Paulus was een Israeliet, zeker, net zoals de eerste christenen. Dat God Israel niet heeft losgelaten, betekent niet meer dan dat de Israelieten, net zoals alle andere mensen, nog steeds welkom zijn om deel te hebben aan het nieuwe verbond met God. Dat kan echter alleen door Jezus Christus te accepteren als de Messias, die ook voor hen is gestorven. Er is geen speciaal privilege voor de joden, die Hem verworpen hebben, er bestaat niet zoiets als redding dmv afstamming, redding van een groep. Jezus Christus is de enige Deur tot God. Jezus heeft gezegd: ‘Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven, niemand komt tot de Vader, dan door Mij’ (Johannes 14:6). In verschillende bijbelteksten valt ook te lezen dat wie de Zoon heeft, ook de Vader heeft, en dat wie de Zoon niet heeft, ook de Vader niet heeft (zie bijvoorbeeld 1 Johannes 5:12, 1 Johannes 2:23, Johannes 5:23, 2 Johannes 1:9). Behoren tot een bepaalde groep zal je niet redden, het gaat om wat er leeft in het hart van ieder mens als individu. Ieder is persoonlijk verantwoordelijk naar God toe. Ja, Paulus was een Israeliet, maar hij is niet gered om die reden, maar om het feit dat hij Jezus als zijn redder accepteerde. Als dat niet zo zou zijn, dan had hij ook geen christen hoeven te worden. En dan hadden allerlei offerrituelen, tradities en personen in het Oude Testament niet symbool hoeven staan voor Jezus Christus, het ultieme Paaslam, dat werd geslacht voor de zonden van de mensheid. Dat was nu juist allemaal bedoeld voor de Israelieten, toen nog het volk van God. Die symbolen waren voorafschaduwingen van wat komen zou, van wat God voor Zijn volk zou doen. Zij accepteerden Gods gift echter niet en verwijderden zich daardoor van Hem. Johannes 5:23: ‘Wie de Zoon niet eert, eert de Vader niet, die Hem gezonden heeft.’ Hoe duidelijk kan het zijn? Niet alleen accepteren de joden Hem niet, zij verafschuwen Hem. De talmoed noemt Hem zelfs de zoon van een prostituee, en zegt dat hij brandt in de hel in uitwerpselen. Dit is een antichristelijke houding. Hoe kan God een volk liefhebben, dat zo spreekt over Zijn Zoon? Hij vergeeft hen echter, als zij zich verootmoedigen en zijn Zoon accepeteren. Alleen op die wijze kunnen zij een kind van God worden en behouden worden, en niet anders.

  10. J.D. (Hans) Draaisma schreef:

    Wat een fijne bijbelstudie, Ik zou graag meer willen weten over de 10 stammenrijk. Ik denk zelf dat ze zich met name hebben verspreid over Europa en in en vanuit Europa het Evangelie hebben verspreid. Ik ben erg geïnteresseerd in alles wat met het 10 stammenrijk te maken heeft. Ik zie erg uit naar meer informatie.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *